Reconstructie voor de Volkskrant, gepubliceerd 16 december 2017
Donderdagmiddag 17september 1992 – neuroloog Leopold Hertzberger (42) van het Dordtse Albert Schweitzer ziekenhuis heeft nog geen idee dat hij straks het ‘aller bijzonderste’ van zijn nog jonge medische carrière zal meemaken. Een 14-jarige jongen wordt op een brancard binnengebracht. Hij kreeg twee weken geleden diarree, maar knapte weer op. Dinsdag is hij zoals altijd naar school gefietst – een fietstocht van ruim anderhalf uur. Daar aangekomen voelt hij zich niet lekker, toch fietst hij ’smiddags door de stromende regen naar huis. Daar gaat hij ziek naar bed. Griep, denken zijn ouders en de huisarts. Als de jongen donderdag niet meer op zijn benen kan staan, stuurt de huisarts hem naar het ziekenhuis. Hertzberger heeft het druk en vraagt aan een coassistent of hij vast kan beginnen met het onderzoek. De co komt na een half uur terug en vertelt wat hij te weten is gekomen. De jongen heeft koorts, hoofdpijn, nekpijn en verlammingsverschijnselen. ‘Hij kan zijn linkerarm en benen niet meer bewegen, maar voelt nog wel een pijnprikkel.’ Dan somt de coassistent een rijtje mogelijke diagnoses op. ‘ALS, Guillain-Barré syndroom, polio…’ ‘Polio?’, denkt Hertzberger. ‘Wat een boekenwurm. Polio komt toch helemaal niet meer voor?’
Lees hier het hele artikel: